'Gezicht op Delft' (1660-1661) Johannes Vermeer, Stichting Dampromotie is opgericht in Delft


Verroest!

Door Bert Dollekamp, o
nderwijskundige, dampedagoog en -publicist. Organiseerde in 1996 samen met Rob Clerc en Erik Hoeksema het eerste en enige NK doordammen.

1 december staat een kruisje in mijn agenda: column voor Henk want dat had ik hem toegezegd. Weliswaar met een slag om de arm maar ik moet er wel wat mee en eigenlijk wil ik dat ook wel.
Es kijken op die site. Ziet er leuk uit. Kan ook niet anders als een Kos zich ermee bemoeit. En al een paar aardige verhalen. Het mijne kan nog wachten.
16 december mailtje van Henk. Komt er nog wat van zal ie vragen. Maar nee, het is een lokzet:

Dag Bert. Kunnen we jou verwachten bij het diner op 27 december?
Ivm het bestellen van het eten willen we graag weten op hoeveel mensen
we kunnen rekenen. En zo ja, met of zonder partner/invité?

Hoi Henk. 27 december zal ik naar verwachting niet in Delft zijn, maar toch dank voor de invitatie! Als het even kan (einde week vrij!) stuur ik nog een stukkie. Aardige oogst heb je trouwens al! En als dat lukt probeer ik ook een bezoekje te brengen. Dat zou dan de 28e zijn.
Geniet van de aanloop en de uitvoering.

Een turbulente week volgt met een crematie, een kerstborrel, de clubcompetitie en een middag zwoegen op mijn verslag voor de krant. Maandagavond kom ik eindelijk toe aan de column die al regelmatig oppopt uit de damkamer van mijn hersenpan. Nu moet het echt, want ik heb vrijdagavond al afgesproken met broer Evert in Leiden, een half uurtje treinen van Delft.

Ben ik voor? Ben ik tegen? Iets er tussenin? Ik lees de nieuwe oogst op de site eens door. Nou dat vliegt alle kanten op. Mooi stukkie van Henk. Schakers zijn onze bondgenoten. Jesse Bos blijft nog het dichtste bij het grondidee van de column. Erno Prosman heeft een doortimmerd verhaal. Johan Krajenbrink doet een echte Tsjizjov (mijn spelling) in het zakje. Arne van Mourik twee historische romans. Het mag van Fred Ivens zelfs een limerick worden. Maar dát verbaast me niets. Dichterlijke vrijheid en Henk de Witt zijn immers synoniem.
De avond vordert en tegen twaalven besluit ik mijn overpeinzingen te formuleren als beweringen en ze gewoon te nummeren. Het zijn er 21 en ik hoop dat u er iets van uw gading in zult vinden.

Tegen drieën kruip ik onder de wol. Bliepje op mijn mobiel. Bericht van Harm Wiersma. Laatste nieuws! Elfstedentocht? Bijna goed: toernooi in Leeuwarden. Ga naar vierkampen.nl  We kunnen nu zelfs kiezen. Maar mijn reis naar Leiden is al geboekt.
Ik vind Harm een geweldenaar. Net als Henk een dampromotor in het kwadraat. En bovendien nog steeds een fantastische speler. Vraag maar aan Martijn Vissers die twee weken terug wel wou vechten met de beer. Stelling 2!  Stelling 3!
Kort en goed geslapen, maar mijn column moet nog wel af. Na de afwas en de gymnastiek eerst de krant uit de bus gehaald. Ik heb mijn twijfels want opmaakredacteur Peter van het Dagblad van het Noorden, met wie ik kan lezen en schrijven, heeft kerstvakantie en twee jongste bedienden zaten gisteren op de bok. Hebben ze  het inzetje van Wouter Sosef die zaterdag tegen Dik de Voogd speelde meegenomen?  Straks hebben ze Wouter in plaats van Hans Jansen van de originele foto van twee weken terug (Hoogeveen-Hijken) afgeknipt. Prachtige foto van Zainal Palmans, ook al promotor in het kwadraat.
Een weldadig kerstgevoel bekomt me als het stuk me tegemoet knalt. Het verhaal is over driekwart pagina helemaal meegegaan in een prachtige opmaak. Voor een afdrukje zie hijkendtc.nl  Onderin is nog een hoekje vrijgemaakt voor het Schaakfestival Groningen. Verschil moet er wezen: Stelling 7! En links onderin warempel een berichtje over mijn vroegere voetbalclub VAKO: Vriezer Activiteit Kenmerkt Ons. Misschien kunnen we daar wat met Stelling 14, immers ook voetbal is een denksport. Bovendien haalde het vierde elftal van die club de bestseller van mijn broer: “Wie door de week traint is Zondags moe.” Daar weten ze in Huissen alles van.

En zo ben ik in gedachten al in Leiden aangeland. Zodat als vanzelf de enige echte Leidse goeroe dit stukje binnenwandelt en instemmend knikt bij Stelling 10. Na een rondje lands de velden neemt Evert Bronstring plaats op de vrijgemaakte zetel op de eregalerij bovenaan: “Verroest!” Het is de titel van het gelijknamige boekje dat Evert den Tweede over de kersverse (nou ja, naar blijkt dus al bijna 36 jaar) Grand Maître National schreef. Voor een habbekrats te koop bij Webshop Slagzet.com.

Naar verluidt pleegt Bronstring in dit heerlijke vergeetwoord zijn verbazing en verrukking over een verrassende wending in een dampartij te verpakken.

In wens u komende dagen veel verrassende wendingen toe: Verroest!

21 overpeinzingen en een foto bij het aanstaande Evenement van de stichting Dampromotie.

  1. Lof voor het zoveelste initiatief van Damkunstenaar Henk de Witt en de zijnen!
  2. Het Toptoernooi wordt met dit veld voor insiders hoe dan ook smullen.
  3. Dat komt onder meer omdat de spelers de juiste (winnaars) mentaliteit hebben.
  4. De verfijnde telling werkt mogelijk voorzichtig laveren in de hand.
  5. Het spel is sterker dan de spelers, waardoor er meestal meer kansen zijn dan beslissingen.
  6. Het door Jannes in 1996 geïntroduceerde doordammen (structureel drie schijven voor is winst) was ondanks het hoge winstpercentage geen blijvertje.
  7. Dammen is van de denkspelen de mooiste kijksport.
  8. Trouwens ook het meest toegankelijke spel voor kinderen en bejaarden.
  9. De verslaggever of trainer die voorzichtig en saai spel associeert met een schaakpartij, vergeet dat in het brein van de spelers de mooiste doelpunten worden gemaakt.   
  10. “Ik heb omsingeld”, sprak Evert Bronstring als men hem vroeg hoe hij had gespeeld.
  11. Schaf de remise niet zomaar af, het is een bevredigend compromis na een mooi debat.  
  12. Het grootste probleem van een denksport als dammen is het gebrek aan kader.
  13. DG Het Noorden in Groningen heeft de wekelijkse clubavond geschrapt: te weinig animo.
  14. De omni-sportvereniging is een vruchtbare omgeving voor de denksporten.
  15. Elk toernooi zou moeten uitmonden in de climax van een finale.
  16. Blunders zijn ook bij de denkspelen het zout in de topsport-pap.
  17. De beste (denk) sporters beheersen álle facetten van het presteren onder druk.
  18. Varianten voor tijdgebruik bij denksporten als de Fisher klok zijn nooit systematisch getest.
  19. Naar een idee van Jacob Okken: test minimatches met variabele en verschillend gewogen bedenktijd, bijvoorbeeld 1 x regulier om 4 punten, 2 x rapid om 2 punten en 4 x blitz om 1 punt. Met bij 6-6 een strak gereglementeerde tiebreak.
  20. De 80 + 1 minuut regel leidt op topniveau tot meer remises. Wie op tijd klaar wil zijn kan dat ook met bijvoorbeeld 120 minuten of 118 minuten + 2 seconden per zet bereiken.
  21. Topsport en breedtesport gaan in Delft hand in hand. Een betere methode is er niet.

Hans Jansen (63) versus Wouter Sosef (15) op 7 december 2019. Vooruit: Stelling 22.
FOTO: ZAINAL PALMANS

Bert Dollekamp (65) is senior adviseur onderwijs bij het Centrum voor Bewegingswetenschappen van de Universiteit Groningen. Binnen de damwereld geldt hij als expert op het gebied van training en opleiding, onder meer als auteur van diverse leerboeken. Bedacht in 1983 samen met Hielke Hylkema de AVRO damcursus rond de match Van der Wal - Wiersma en bracht in 1990 voor RTL Veronique de match Tsjizjov - Sijbrands op de buis. In 1996 organiseerde hij op verzoek van Jannes van der Wal samen met Rob Clerc en Erik Hoeksema het eerste en enige NK doordammen. Verzorgt al ruim een  kwart  eeuw de damverslaggeving voor het Dagblad van het Noorden. Bert damt zelf in de hoofdklasse bij de reserves van Hijken.


Henk de vernieuwer

Door Maarten Kolsloot, journalist



De eerste keer dat ik serieus damde was in Delft. Althans. Het leek toen allemaal zo serieus. Het was in mei, 1997 en voor m'n gevoel was het de hele week warm. Dat kan ook door de tijd komen. Misschien leek dat voorjaar als 14-jarige wel een stuk warmer dan het echt was. Ik speelde in de halve finale van het NK aspiranten. In een klein gebouwtje in Delft wachtte een oudere man in een keurig pak op ons. De arbiter. Een heel serieuze arbiter. Meneer Van Marle. Je durfde hem ook alleen 'meneer' te noemen. Hij was vriendelijk, maar ook wel een beetje streng.Naast de strenge meneer stond een kale meneer. In mijn ogen toen ook al oud, al denk ik daar tegenwoordig anders over. Die meneer heette Henk. Henk de Witt. Hij was dammer, kunstenaar en erg enthousiast.

Over m'n sportieve prestaties dat toernooi weet ik niet heel veel meer. Iets met weinig punten en niet genoeg talent voor de finale. Maar aan dat toernooi heb ik wel een andere herinnering: die aan een super enthousiaste meneer Henk die in zijn rammelende Oude Eend door Delft tourde en er alles aan deed om de jonge dammers in de halve finale een toffe week te bezorgen.

Door de jaren ben ik Henk de Witt vaker tegengekomen. Een jaar of 15 geleden had hij het bijna voor elkaar: zijn 'Delftse' puntentelling zou aangenomen worden als de nieuwe puntentelling van de dambond. De bondsraad van de dambond hoefde alleen nog maar in te stemmen. Ik zat in de bondsraad en stemde tegen. Iets met m'n Groningse achterban die het niet zag zitten. Henk was daar niet blij mee en liet dat op vriendelijke wijze weten. Dat vond ik wel knap. Henk werd niet zuur, of vervelend, maar liet gewoon horen wat hij ervan vond.

Nu, jaren later, heeft Henk nog weinig van zijn dam-enthousiasme verloren. Wat er ook misgaat, welke gekke dingen er in zijn damwereld ook gebeuren, Henk blijft streven naar vernieuwing en plezier in de damsport. Plezier dat hij mij en al die andere jonge dammers gaf in Delft, mei 1997 en dat hij nu, december 2019, hopelijk heel veel nieuwe jonge en oude dammers geeft met zijn prachtige nieuwste initiatief.


Topdammen zonder remise

Een historisch overzicht, door Arne van Mourik

Dammen is al eeuwenlang een vredelievend spel, een remisespel. Dammen is al eeuwenlang een genadeloos spel, een spel van winst en verlies. Het ligt er maar net aan wie tegen wie speelt.

  Bezoek een doorsnee clubavond en het winstpercentage op de uitslagenlijst is hoog, elke week weer een ware slachting. Bezoek een WK-toernooi en het winstpercentage is redelijk hoog, misschien te laag, als je kijkt naar de uitslagen van spelers uit de bovenste helft van de eindstand tegen spelers uit de onderste helft van de eindstand. Amusant, maar van minder hoog niveau, is ‘onderste helft van de eindstand tegen onderste helft van de eindstand’. Het probleem is waar de meeste aandacht naar uitgaat, ‘de bovenste helft van de eindstand tegen de bovenste helft van de eindstand’. Daar zie je vrijwel alleen remises, de spelers zijn te sterk om zwak te kunnen zijn, hun scores onderling slaapverwekkend, de partijen soms ook.

  Het laat zich raden hoe een tweekamp om de wereldtitel er bij dammen uitziet: fraaie partijen, zeker weten, op hoog niveau, maar de volle winst is uiterst zeldzaam. Die tref je wel aan in de nog mooiere analyses, maar mensen zijn geen computers.

Geschiedenis van radicale ideeën
Het remiseprobleem doet zich op topniveau al héél lang voor. Reeds in de jaren twintig van de vorige eeuw werden in Nederland voorstellen gelanceerd om de remisemarge te verkleinen –een te brede marge waarover voor het eerst in 18e-eeuws Frankrijk werd geschreven. Met het toenemen van de spelkennis, ondersteund door steeds meer boeken, kwam de remise tussen topspelers nadrukkelijk aan de oppervlakte.

  Nota bene kort nadat hij voor het eerst nationaal kampioen was geworden pleitte Arnold Damme (1895-1967) er in 1922 voor de “paaltjesregen” rigoureus te stoppen. Hij zette een hausse aan voorstellen in gang want men vond zijn alternatief waarin twee dammen het mogen winnen van één interessant, maar wel wat al te gul. Alle theorie kon in één klap overboord en dat was onacceptabel.

  Niet de minsten kwamen met andere ideeën. Onze eerste wereldkampioen Herman Hoogland (1891-1955) introduceerde een spelregel uit het Friese damspel, waarin op hoog niveau beduidend minder remises worden genoteerd. Hoogland verliet zelfs het spel waarin hij de hoogste titel had behaald en bleef een kwart eeuw lang, tot aan zijn laatste ademtocht, ‘international checkers’ op het kleine bord propageren. Daarmee probeerde hij ook beoefenaars van het traditionele checkers uit de Engelstalige landen binnen te halen, strevend naar een Esperanto van het dammen. Hoewel de Utrechter daarmee een niet onaanzienlijke aanhang kreeg, zowel nationaal (met name de provincie Utrecht) als internationaal (Italië, Engeland, de VS), verdween dit interessante damspel spoedig na zijn dood van het toneel.

  Het gewicht van de eeuwenlange, sterk gedivergeerde damspeltradities bleek een te zware last. Streven naar een winnend overkoepelend damspel, analoog aan het voordeel van één dominant schaakspel, is door de geschiedenis onmogelijk gemaakt. Erg is dat niet: de damspelen, ieder zijn charme, zijn samen veel en veel rijker dan ‘het damspel’.

  Onontkoombaar is echter dat ons combinatierijke doch remisegevoelige damspel op honderd ruiten internationaal het dominante damspel is geworden –China bijvoorbeeld is een grote nieuwe tak aan de stam. Hoe mooi zou het zijn als juist dit spel overal wordt uitgedragen als het damspel waarin je altijd kunt winnen, hoe klein die winst ook is.

 

Herman Hoogland (rechts) met zijn broer Richard bij het checkersbord

 In navolging van Herman Hoogland kwamen weer vooral Nederlanders met maatregelen. Minder rigoureuze, maar ook de meest vreemde vondsten zagen het licht. Vaak winnen drie dammen het dan van één, iets dat als rechtvaardig werd en wordt gezien, een gulden middenweg tussen een ‘echte remise’ en winst. Maar ook in die nieuwe variëteiten bleef het probleem bestaan dat de aard van het eeuwenoude spel geweld wordt aangedaan: met een ‘koningsdam’, een ‘topdam’ of zelfs een dam die in twee dammen uiteen valt komen er immers regels in het spel die geen recht doen aan de geniale eenvoud van het aloude spel. Probeer de leek maar eens uit te leggen waarom een derde dam andere, bevoordeelde rechten zou mogen krijgen dan de eerste dam en de tweede dam. Dat een derde dam bijvoorbeeld het recht heeft om de vijandelijke dam direct achter zich te laten stoppen.

  Vreemd is het niet dat we nog altijd dammen zoals onze verre voorouders het deden. Eenvoud die leidt tot complexiteit is goud waard. Weinig regels, veel effect. Dat geldt zowel voor het internationale damspel als voor alle andere, om en nabij de twintig soorten damspel die op de wereld voet aan de grond hebben gekregen. Ongeacht de grote verschillen, zoals wel of niet achteruit slaan, zijn de spelregels altijd consistent tijdens het verloop van het spel, er is nooit sprake van inmenging van andere regels. Aan experimenten echter geen gebrek, want die zijn bijzonder vermakelijk, als curiositeit.

De legendarische grootmeesters Ben Springer (links) en Jack de Haas

Andere scores
De eerste bekende dammer die opperde niet het spel te veranderen maar de scores was niemand minder dan Ben Springer (1897-1960), in 1928 onze tweede wereldkampioen. Springer deed dit trouwens al vóórdat hij de troon besteeg, hij voorzag dat het logischer zou zijn om de beloning te veranderen, niet het spel. Oftewel, in een stand waarin geen van beide spelers meer kan winnen, niet meer alle stukken van de tegenstander kan veroveren of vastzetten, wordt gekeken naar de verhouding tussen de overgebleven stukken. Voordeel daarvan is dat veel partijen een ‘normale uitslag‘ behouden. De gelijkwaardige remise zou blijven bestaan, maar op topniveau minder frequent voorkomen.

  Zoals het zo vaak gaat worden goedmoedige pogingen snel weer vergeten en moeten latere generaties het wiel opnieuw uitvinden. Wie weet nog dat damspelpromotor B.H.M. Stevens (1897-1970) in de jaren dertig een scoresysteem bedacht dat een verre voorloper is van de Delftse Telling? Zijn systeem was dermate rechtvaardig uitgewerkt dat het veel te ingewikkeld werd. Zeker voor de gewone clubdammer die helemaal geen behoefte heeft aan complexe scores want, zoals gezegd, op de club wordt bijna altijd gewoon gewonnen: 2-0 of 0-2, klaar.

  Het Delftse systeem is op dezelfde leest geschoeid als dat van Stevens, die als beweegreden gaf:

“Het is onjuist en onbevredigend dat bij ongelijke prestaties, zoals die zich voordoen bij bijvoorbeeld eindstanden van 3 dammen tegen 1, en andere standen welke niet meer gewonnen kunnen worden, beide spelers gelijk worden beloond met elk 1 punt. Dit geeft geen juist beeld van het geleverde spel.”

In zijn uiteenzetting kwam Stevens met het plan de geslagen stukken te gaan tellen: voor elk geslagen of vastgezette stuk (dam telt voor 2) ontvangt de speler 1 punt. Wint hij uiteindelijk door alle stukken van de tegenstander te hebben geslagen of vastgezet, dan ontvangt hij daar bovenop een bonus van 5 punten. Grappig is het dat de bedenker zelf ook wel inzag dat het tamelijk ingewikkeld zou worden, want hij moest allerlei voorwaarden inbouwen. Wat doe je als een tegenstander simpelweg niet is komen opdagen, er geen stuk van het bord is verdwenen, en winst op reglementaire gronden wordt bepaald? Bovendien lijkt dit puntencircus nogal fraudegevoelig, de ‘korfbaluitslagen’ kunnen door beide spelers natuurlijk vrijwillig, in onderling overleg, nog flink worden verhoogd. Verbazingwekkend is het echter wel dat het lang zou duren alvorens weer naar de basis van het plan, de beloningsmethodiek, zou worden gekeken.

Damas
Halverwege de jaren zeventig bemoeide ook Damas, ‘Genootschap ter bevordering van de Algemene Dambelangen’ –internationaal, want ook een ondertitel in het Frans– zich met de remise. Dit was een club bestaande uit topspelers, bestuurders, journalisten en kenners van het verleden, zoals wijlen K.W. Kruijswijk die het gehele archief van Damas bij de Koninklijke Bibliotheek heeft ondergebracht.

  Vreemd genoeg werden nieuwe voorstellen toch weer op spelregelwijziging gericht, zij het verfijnd, en oude koeien uit de sloot gehaald. Met dank aan kort tevoren gepubliceerde artikelen van Jacob Reiffers (1940), in Het Nieuwe Damspel, kon men wel eindelijk op een rij zetten wat in het verleden allemaal al was bedacht. Over een ander puntenwaarderingsysteem werd echter nauwelijks gerept.

  In 1989 verscheen ‘Remisebeperking bij dammen, naar een idee van Albert Renooij’, van Dr. Tjeerd de Reus (1923-2006). Ab Renooij (1890-1954) was een van de pioniers die in de jaren twintig, in navolging van Damme en Hoogland, voorstellen deden voor remisebeperking, door spelregelwijziging. Het idee van Renooij was daarvan het meest kansrijk want hij beperkte de spelregelwijziging tot invoering van het orthogonale slaan (horizontaal en verticaal), maar alleen voor dammen (en dus niet ook voor schijven, zoals in het Friese damspel), en alleen als er louter dammen op het bord zijn. Twee dammen winnen het dan niet van één, maar drie wel altijd van één. Een betrekkelijk eenvoudige wijziging, maar toch heeft ook deze ingreep geen doorgang gevonden. 

Doordammen en plus/min
Het zou tot de vroege jaren negentig duren alvorens het belonen van overmacht weer in zwang zou komen, zonder spelregelwijziging. Jannes van der Wal bedacht kort voor zijn vroege dood (in 1996) het ‘doordammen’: de bovenliggende partij ontvangt de volle winst als in het eindspel een voorsprong van drie stukken (dam telt voor twee) lang genoeg wordt vastgehouden. Drie dammen tegen dam plus schijf is dan helemaal gewonnen, en het beruchte eindspelgenre ‘dam plus drie schijven tegen dam plus schijf’ bevat dan ook vaak winst –want dat formaat kan onder gunstige omstandigheden worden omgezet in twee dammen plus schijf, tegen één dam.

  De KNDB kwam voor het nationaal kampioenschap met een minder ingrijpend doch eveneens lonend alternatief, de plus- en de minremise. De plus wordt toegekend als er een verschil is van drie schijven in het eindspel (dam telt weer voor twee). Inmiddels is deze regel echter weer afgeschaft omdat het de bovenliggende partij te weinig beloont: vier plusjes heeft geen enkele zin als een ander het geluk heeft net wel te winnen en zodoende een vol punt meer te scoren. Ook bleek de onderliggende partij soms opvallend weinig waarde te hechten aan het vechten voor een ‘echte remise’, met onbedoelde competitievervalsing tot gevolg.

  In 2012 besprak Hans Jansen –één van de ‘testgrootmeesters’ voor het doordammen– een synthese tussen doordammen en gewoon dammen, de halve winst genoemd. Om een nul te vermijden (terwijl er nog wel materiaal is!) moet de minderheidspartij tijdens het doordammen de mogelijkheid worden geboden met een ‘goed doordachte zelfmoordactie’ een half punt te scoren. Naast nul, één of twee punten komen dan ook een half en anderhalf punt in de scores tot uiting, wat een logische stap zou zijn om krachtsverschillen weer te geven. Nadeel daarvan is dat er voor de zoveelste keer een andere spelregel aan te pas zou moeten komen, en zoals we inmiddels weten zijn alle experimenten met nieuwe spelregels leuk, maar ze zullen het bestaande damspel nooit bereiken, laat staan verdrijven.

Delft
Enthousiastelingen in Delft, met vooraan vaandeldrager Henk de Witt, gingen zich kort voor de eeuwwisseling (onbewust) toeleggen op het oude idee van Stevens, maar dan veel eenvoudiger: gewoon kijken naar het eindspel en de bovenliggende partij belonen. Niet de geslagen stukken te tellen maar kijken naar wat is overgebleven.

  Hoewel de alternatieve score 1½-½ of ½-1½, naast 2-0, 0-2 en 1-1, heel aantrekkelijk lijkt ging men op den duur over tot het introduceren van meerdere scores, hoe moeilijk “verkoopbaar” grote scores als 9-1 en 12-0 (inclusief de bonus van Stevens!) ook lijken.

  Omdat de Delftse Telling nog niet heeft geleid tot nationale (KNDB) en internationale (FMJD) toernooien waarin een dergelijk scoresysteem is beproefd heeft men nu een nieuwe revolutionaire stap gezet: misschien willen de bonden er wel aan als remise op topniveau überhaupt niet meer bestaat?

  Dat daarbij een cruciale rol is weggelegd voor de lange lijn op het dambord kan men welhaast als een historische daad beschouwen. De lange lijn staat normaal gesproken symbool voor de remise, want als de minderheidspartij die diagonaal bezit zijn zelfs drie dammen niet voldoende om de eenzame dam uit te vangen. Voor andere eindspelgenres geldt weliswaar hetzelfde (waarom geen meerwaarde geven aan de triktrak?) maar wat is er nu meer symbolisch dan de beloning ‘kleinste winst’ toe te kennen aan degene die uiteindelijk de lange lijn bezit? Op voorwaarde dat de materiaalverhouding helemaal gelijk is.

  Om grootmeesterremises vóór het eindspel tegen te gaan heeft men ook nog een paar andere kleine winsten achter de hand, en vele standaardremises zijn plots geen standaardremises meer; ze belonen de speler die theoretisch voordeel heeft maar in de praktijk altijd genoegen moest nemen met hetzelfde aantal punten als de ontsnapte opponent.

Is remise echt zo erg?
Een kunstgreep, dat materiaaldammen? Ja, maar als de damwereld niet van zins is een revolutionaire stap te zetten, zoals lang geleden de notatie werd veranderd, het bord vergroot, de dam veel beweeglijker gemaakt en de blaasregel afgeschaft (waardoor combinaties op het bord sowieso werden uitgevoerd), dan verliest het spel de strijd om aandacht, om aantrekkelijkheid.

  Bijkomend voordeel van andere scores op topniveau is dat alle genres van de damproblematiek (gecomponeerd spel gebaseerd op de volle winst) volledig in tact blijven en nieuwe ‘kleine-winst-genres’ ontstaan! De hoofdlijnregel zorgt namelijk voor interessante nieuwe eindspelen waarin weliswaar niet voor de volle winst wordt gestreden maar wel voor de kleinste winst. Het damspel wordt er nóg rijker door!

  Het internationale damspel op honderd ruiten is niet het enige damspel met veel remises op topniveau. Wie wel eens checkers (Engels/Amerikaans dammen) heeft gespeeld, of de geschiedenis ervan kent, zal weten dat ook in die variëteit remise de normaalste zaak van de wereld was en is. Héél lang was dat geen enkel probleem: tweekampen eindigden maar al te vaak in scores als ‘3+ 16= 1-‘, wat wil zeggen dat de uiteindelijke winnaar van de twintig partijen er drie won en één verloor. Met zestien remises, geen probleem. In een tweekamp draait het om het totaal, degene die een partij wint scoort een punt. Je zou er ook goed een voetbalwedstrijd in kunnen zien: winst met 3-1, en er zijn vele kansen gemist, natuurlijk.

  Het zijn de media die van de vele remises een probleem gingen maken, want journalisten willen winst zien, zonder serieus aandacht te besteden aan het vertoonde spel, louter kijkend naar de uitslagen in een sport waar ze weinig kennis van hebben. Damspel werd Remisespel, los van het feit of de remise een 0-0 of een 5-5 was. De vredelievende dammer werd met zijn neus op de feiten gedrukt: de media willen genadeloze uitslagen zien.

Topdammen
Vooral gedurende de afgelopen twintig jaar heeft de invloed van de remise op de populariteit van het damspel menig pen in beweging gebracht, want de dammers zelf vinden de paaltjesregens van hun helden ook niet zo fijn. Onder andere pedagoog Bert Dollekamp en multi-denksporter Bram Doeves kwamen met zinvolle relativerende betogen.

  Uit de meeste publicaties komt deze conclusie naar voren: de remise heeft geen directe invloed op de populariteit van het damspel, omdat de gewone clubdammer en de net-niet-topdammer nauwelijks hinder ondervinden van de brede remisemarge. De (veranderde) populariteit van het damspel moet vooral worden gezocht in andere factoren.

  Wat wel vast staat is dat het topdammen indirect zéker invloed heeft op de populariteit van de damsport, in de media. En dat straalt, hoe onterecht misschien ook, af op het publiek. Vanwege die indirecte factor is het van groot belang dat de scores in het topdammen veranderen. Minder remises dus, of zelfs helemaal geen remises meer, want alleen winst telt.

Een conservatieve zegt over topdammen: wij blijven ons spel trouw en spelen vaak remise.

Een progressieve zegt: wij spelen ons oude spel maar wij komen de consument tegemoet en laten in de uitslag zien wie er beter heeft gespeeld, of meer geluk heeft gehad.

De keuze is aan de bestuurders op nationaal en internationaal niveau. De topsporters zelf willen best gaan materiaaldammen, graag zelfs, en de meeste van hen hebben die wens al járen. Springer en Stevens zijn vast benieuwd, wat de damwereld een kleine eeuw later doet.

 


Glorie

Door Arne van Mourik, damproblemist en denksportfilosoof


Johan Krajenbrink haalt herinneringen op aan Alexey Chizhov, de man uit het verre Izjevsk die al zó lang op het hoogste niveau acteert. Hoe mooi het is dat Tsjizjov in Delft zal spelen. 
 Henk de Witt citeert een trouwe schaker die op gevorderde leeftijd het damspel ontdekt. Erno Prosman schetst de moeizame vorderingen om het remisespook uit het absolute topdammen te verdrijven. En Jesse Bos noemt zondag 13 januari 2019 de mooiste dag van het jaar voor de damsport, de Nederlandse damsport, omdat een jonge Nederlander een andere illustere Rus versloeg, en nu ‘echt’ wereldkampioen werd.
  Elf remises in twaalf partijen –de helft puntje van de stoel, we mochten niet klagen– en uiteindelijk twee extra beslissingen in partijen met versneld tempo, sowieso spannend. Maar wat was het een drama geweest als die ene ‘echte’ winstpartij waardeloos was gebleken! De snelle krachtmetingen telden even zwaar mee; een dwangbuis, die samenloop van langzaam en steeds sneller spel terwijl het verschillende disciplines zijn. 

In de woorden van Johan, Henk, Erno en Jesse klinkt iets van vergane glorie door, van tijden waarin de damsport met minder grote problemen kampte. Want dat een schaker dammer wordt is blijkbaar iets dat gevierd moet worden. En hoe blij moet je zijn met een jonge Nederlander die een oude Rus verslaat? Waar zijn de jonge Russen? Of de jonge Fransen of de jonge Balten?
  Dat in oktober een heel jonge Chinees is opgestaan om de jonge Nederlanders partij te bieden is niet vreemd. China is namelijk niet behept met een opgelopen achterstand en een imagoprobleem voor het damspel, China kent geen slinkend dammersbestand doch een groeiend, en dus komen er veel meer getalenteerde Chinezen aan. Waar Europa en de VS het laten afweten slaat China toe. Dat lees ik tegenwoordig bijna dagelijks in de krant. Heel herkenbaar, en wat dammen betreft volstrekt onnodig, als we ons niet zo zouden blindstaren op balsporten en sporten met wielen of ijzers. 

Ik wil niet mopperen, ik wil vieren. De mooiste dag van 2019 was voor mij zaterdag 31 augustus. Hoe kan het ook anders, op die dag werd het levenswerk, de iconografie van mijn vader gepresenteerd. In dat fonkelende boek, een project samen met Dr. Arie van der Stoep waar 90 jaar onderzoek in is versmolten, kan iedereen zien dat het damspel een verrukkelijk rijke en ook nog eens een sympathieke geschiedenis heeft. Met een beetje bravoure kun je zelfs stellen dat het damspel het grootste spel in de Europese geschiedenis is.
(Een staaltje arrogantie dat normaal op het conto van schakers komt maar de dammers hebben er nu bewijs voor!) Dammen was het voetbal van de 17e, de 18e en de 19e eeuw.
  Het boek is trouwens ook goed ontvangen door (jazéker!) schakers, maar vast niet alle, het is even wennen voor ze dat dammen zo rijk aan cultuur was en is. Want waarom schaken schakers eigenlijk en zijn intellectuelen zo gecharmeerd van het spel? Misschien juist omdat het zo’n ‘cultuurrijke uitstraling’ heeft. Het kan verkeren, de dammers hebben nu óók een geweldig cultureel wapen in handen, een Tsjizjov-kanon. Dus laat het aan iedereen zien, dat boek, vooral ook aan potentiële dammers. 

Op de achtergrond van het Gezicht op Delft speelt de remísemisère mee. Wie bladert door ‘An iconography of draughts – Het damspel in beeld’ zal nergens remise tegenkomen, wel een beetje misère, want in de loop van de vorige eeuw hielden de gloriedagen sociaal gezien geen gelijke tred meer met wat het spel almaar meer ging openbaren: Kennis. In de lange oude tijden bestond topsport niet, veel kennis van het spel ook niet –ongetwijfeld waren er wel zeer sterke spelers, maar bij gebrek aan notatie kunnen we ze niet als de Tsjizjovs van toen eren. Winst was algemeen voorkomend, en dat is het nu nog; alleen in de absolute top is remise echt een probleem geworden en dáár moet iets aan worden gedaan.
  De Stichting Dampromotie heeft er, door ervaring wijs geworden, wat op bedacht: we schaffen de remise af! En met die instelling ben je vanzelf de schakers voor, want de remise afschaffen kan bij schaken niet, een koning geeft zich niet een beetje gewonnen. Misschien is het niets minder dan een revolutie, hier vlak voor 2020, en wordt over tien jaar in de media gesproken van ‘schaken is een remisespel, dammen niet meer’. 

Voor de goede orde, al sinds de middelbare school is de standaarduitslag tussen dammen en schaken voor mij remise. Beide spelen zijn even prachtig (schaken is diverser, dammen biedt meer spektakel) en beide spelen zijn even moeilijk (schaken is complexer, dammen gaat dieper). Dat zou de man en vrouw in de straat zich mogen realiseren: dammen en schaken zijn, alles opgeteld, volkomen gelijkwaardig, al is de een wat gelijkwaardiger dan de ander in de ogen van ‘de media’. Tijd om daar wat aan te doen, ook in  Delft. 

Leuk standje om te demonstreren. (Vermoedelijk een allemansding, want ik ken minstens twee problemisten die dit ook op het bord kregen. Eerste publicatie vóór 2015 mij echter niet bekend.)

Wit speelt en wint (klik op deze link voor automatisch afspelen)

Eerste publicatie in Het Damspel (bondsorgaan van de KNDB), maart 2015. 

Dammen is een positiespel, ‘het controleren van belangrijke velden’, èn een combinatiespel: zelfs als het er positioneel niet best voor je uitziet kun je (als de tegenstander niet oplet, of geen gevaar onderkent) nog winnen door een combinatie uit te voeren. Een gevleugelde uitdrukking onder dammers is: “Ik speelde goed, stond veel beter, maar ik liep in een zetje”.

Als voorbeeld een compositie van mijzelf(?), zie het linker diagram. Wie de damnotatie beheerst zal de oplossing vermoedelijk snel weten te vinden. Bovenste rij van links naar rechts de velden 1 tot en met 5, waarbij alleen de donkere velden een nummer hebben, enzovoort tot aan de onderste rij de velden 46 tot en met 50. De oplossing telt slechts vier zetten van wit en drie van zwart: 1. 34-30 24x44  2. 50x6 37x46  3. 21-17

(zie de situatie in het extra diagram) 46x11  4.6x8.

Na 2. 50x6 mag zwart ook terug slaan met 37x28, maar dan haalt wit wèl dam met 3. 6-1 en komt zwart er na 12-17  4.21x12 28-33  5.1-6 33-38  6.6-39 38-42  7.41-37! 42x31 8. 39-33 31-37  9.33-47 net niet meer doorheen.

Het is aardiger de oplossing in woorden uit te leggen, voor wie de bordnummering niet kent:

  1. De zwarte schijf in de linker onderhoek is tussen twee witte gekropen. Wit is aan zet.
  2. Wit kan niet verhinderen dat een van die twee eigen schijven geslagen gaat worden.
  3. De eerste gedachte is: “ik kan zwart beter niet naar dam laten slaan”.
  4. Maar in het damspel hoeft een dam niet meteen bezwaarlijk te zijn, hoe sterk dat stuk ook is. Vluchten met de schijf linksonder heeft geen zin. Dan wint wit niet, want zwart slaat ‘zijn kwetsbare rijtje’ keurig dicht –zie ook punt 6.
  5. Dammen is rekenen: kan ik profiteren van de zwarte dam als ‘ie er eenmaal is?
  6. Wit heeft zelf ook een mooie kans: veel zwarte schijven staan kwetsbaar op een rij.
  7. Dankzij de meerslagregel kan wit snel naar (bijna) de overkant: geef de twee witte schijven op rechts in één keer, sla vier zwarte schijven en ‘houd bij de splitsing links aan’.
  8. Daarna bereikt zwart wel de damlijn (de andere variant, terugslaan, gaat veel dieper, maar mag ook niet meer baten: dammen is vooruit zien!)
  9. Nu blijkt waarom wit bewust naar het aan de rand van het bord gelegen veld sloeg en niet ‘rechtsaf’: dankzij de meerslagregel (zie het extra diagram) kan wit de zwarte dam vangen, en blijft er uiteindelijk slechts 1 witte schijf over.
  10. Dit is een tamelijk eenvoudig damprobleem. En dan moeten dammers vaak aanhoren dat hun spel ‘simpel’ is… Dankzij de slagplicht, en positioneel heel vaak schuifplicht, gaat het damspel enorm diep. Grootmeesters ‘rekenen’ niet zelden allerlei varianten uit die meer dan tien zetten (zwart en wit) diep gaan, soms nog veel en veel dieper. Combinaties zijn voor hen van belang, maar omdat zij die vaak wel kunnen zien dienen ze meestal als onderdeel van de strategie, ze lopen er niet vaak in. De uitslag wordt meestal bepaald door varianten waarin een van beide spelers een schijf moet geven en daardoor positioneel verloren komt te staan, of doordat een van beiden doorbreekt naar de damlijn en met die behaalde dam de strategie bekroont. Het mooie van damproblemen is dat daarmee op heldere wijze de basisprincipes van het spel getoond kunnen worden zonder te verzanden in een veelvoud aan varianten waar het ongeoefende oog de schoonheid nog niet van in kan zien –dat komt zeker met het vorderen van kennis! Dan komt het stadium van de briljante zet. Hoewel, ook voor de beginner zijn er natuurlijk al genoeg schitterende zetten te spelen!

 

Arne damt met zijn nicht Daniëla

 

Een alternatieve puntentelling

Door Erno Prosman, grootmeester en voormalig Nederlands kampioen

Bij een toernooi met de Delftse telling, ontkom je er toch eigenlijk niet aan om daar iets over te schrijven ondanks dat het al lang behoorlijk stil is rondom enige spelregelverandering die het remisespook zou kunnen verdrijven. Laat ik echter voorop stellen dat ik het niet ga hebben over argumenten van tegenstanders van de Delftse telling die niet gericht zijn op het remisespook. Niet dat ze niet relevant kunnen zijn, maar vaak ook zijn ze ingegeven door gevoelens tegen enige verandering van spelregels überhaupt. Dat kan ik niet zo eerlijk vinden, maar is wel begrijpelijk omdat de mens nu eenmaal houdt van stabiliteit/vastigheid. Maar toch, deze schuif ik hier ter zijde. 

Wat is er zoal al geprobeerd? Allereerst is daar de vermaledijde 40-zetten regel. Duidelijk niet effectief. In de finale van het WK van 2017 speelde de latere wereldkampioen liefst 4 (van de in totaal 11) partijen waarbij zijn overgebleven speeltijd meer was dan aan het begin... en er waren nog wel 1 of twee partijen aan te wijzen waar hij duidelijk ook niet tot het uiterste ging. Sowieso was die finale er een waar het remisespook heftig rondwaarde met slechts 14 niet-remise uitslagen van de in totaal 66. Gelukkig haalde Wouter Wolff de finale, want hij nam namelijk deel aan meer dan 1/3 van partijen die niet in remise eindigde.Het laatste WK daarentegen liet hele andere statistiek zien: 82 winstpartijen liefst op 190 partijen - een winstpercentage boven de 40%. Hoe kan dat nou? Het krachtsverschil in het laatste WK was duidelijk groter, maar toch kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat de spelers van het laatste WK elkaar ook meer naar het leven stonden. Georgiev, van IJzendoorn, Groenendijk, Atse, Valneris en toch ook Chizhov zijn spelers die altijd op zoek zijn naar kansen om te kunnen winnen. Schwarzman deed dat ook altijd, maar lijkt dat killersinstinct wat kwijtgeraakt de laatste jaren in toptoernooien. Oftewel, ik ben van mening dat het ook ligt aan de instelling van de spelers zelf! Pogingen om attractief spel te bevorderen zijn in het verleden ook gepoogd, door bijv. een rondeprijs voor de mooiste partij met daaraan gekoppeld een geldbedrag. Dit is echter niet schaalbaar naar andere omstandigheden dan bijv. een NK. Een andere poging was belonen van een overwinning met drie punten, en dan één voor een remise. Vanwege het geringe aantal nederlagen in de top van het klassement, had dit echter nauwelijks effect op de naam van de uiteindelijke winnaar.

In matches zien we verder de trend dat er rekening gehouden wordt met de ruime remisegrenzen op topniveau. De opzet wordt dusdanig geconstrueerd dat er op enig moment met minder tijd gedamd wordt, rapid of blitz, totdat er een winnaar is. Soms gebeurt dat met een setsysteem, maar er is ook al geëxperimenteerd met een dagelijkse winnaar. Als de partij met normale bedenktijd niet tot een winnaar leidt dan wordt er doorgespeeld met een steeds sneller tempo totdat er een keer een winnaar uit de bus komt. Is dit een redelijke manier om tot een beslissing te komen? Er zijn positieve voorbeelden, maar ook voorbeelden waar één van de spelers duidelijk op het sneldammen gokte en/of wereldtitels in sneldampartijen door blunders van de tegenstander veroverd werden. Ik denk dat je toch ook wel kunt stellen dat dit systeem tot leeftijdsdiscriminatie leidt. Is het niet zo dat jonkies gewoon beter kunnen sneldammen omdat hun hersens nog frisser zijn? Let er hierbij ook op dat er typisch voor een formule gekozen wordt waarbij er net zo lang doorgedamd wordt totdat er een winnaar is.

En hoe zit het dan met de Delftse telling waarbij elk verschil in schijven aan het einde van de partij in punten uitgedrukt wordt? Experimenten met plusjes (verschillende NK's) bij drie schijven voorsprong hebben in het verleden wel aangetoond dat dit tot een redelijke scheidslijn leidt. De speler die beter gespeeld heeft maar net niet de knockout uit kan delen, werd toch iets meer beloond voor zijn spel. Wel zag je soms dat spelers een plusje weggaven, omdat ze zelf geen nadeel ondervonden van een minnetje. Dit is natuurlijk gemakkelijk uit te bannen door een en ander daadwerkelijk in punten uit te drukken en bijvoorbeeld voor de rating mee te laten tellen. Een zorg die bijvoorbeeld een topspeler als Martijn van IJzendoorn heeft, is of een andere puntentelling niet tot voorzichtiger spel leidt van de combattanten. Een risicovolle omsingelingsstrategie kan nu nog wel gepoogd worden zonder dat dit negatieve gevolgen heeft voor het aantal punten, maar kan dat straks nog steeds als je dan voor elke knockout winstpartij, 2x tegen een puntennederlaag aanloopt? Het kan immers niet de bedoeling zijn dat het aantal knockout partijen afneemt... 

Het ligt duidelijk gevoeliger bij voorstellen die ook twee schijven verschil en zelfs een schijf verschil in de uitslag uit willen laten drukken, zoals de Delftse telling wel doet. Experimenten lijken meer willekeur in de uitslag te geven, waarbij er mini-overwinningen geboekt worden zonder dat recht gedaan wordt aan het verloop van de partij. Het rechtvaardigheidsgevoel van spelers staat op het spel. Tegelijkertijd bestaat ook een succesvolle sport als tennis waarbij een speler de volle winst behaald terwijl het soms op één of twee punten in een partij aankomt, en de spelers dus eigenlijk zo goed als gelijkwaardig waren.  

Na deze bespiegelingen, waar sta ik nu zelf?
- afschaffing van de 40 zetten regeling.
- de regels moeten killersinstinct van spelers stimuleren.
- drie schijven voorsprong moet beloond worden in het aantal punten, en niet met alleen een plusje. Als ik Martijns argument meeneem, dan moet een puntennederlaag ook weer niet te hard gestraft worden.
- twee schijven voorsprong is voorlopig niet genoeg om extra's uit te delen.
- rapid- en blitzdammen zijn toch echt andere disciplines en zouden geen onderdeel uit moeten maken van matches.

En dat leidt dan tot mijn ideale schaalverdeling:   
> 10 punten voor een knockout overwinning           
> 7 punten voor een puntenoverwinning           
> 4 punten voor een remise           
> 3 punten voor een minremise           
> 0 punten voor een knockout nederlaag
Twee puntenoverwinningen staat dus gelijk aan 1 overwinning en 1 gelijkwaardige remise. Terwijl killerinstinct gewaardeerd wordt door minder punten toe te kennen bij een gelijkwaardige remise. 

De opzet van dit toernooi volgt bovenstaande aanbeveling niet. Ik hoop van harte dat het wel een stimulans is voor een tweede toernooi, mogelijk dan met bovenstaande puntentelling!


Alexey Chizhov

Johan Krajenbrink, Technisch Directeur KNDB, 14 november 2019

Toen Alexey Chizhov bij ons in Nederland nog Alexeï Tsjizjov werd genoemd, kwam ik hem tegen bij een jeugdwereldkampioenschap in Westerhaar in 1983. Ik had toen nog niet in de gaten dat hij beroemd zou worden. Ik was wel veel te veel onder de indruk van de jeugdspelers uit de Sovjet-Unie, bijvoorbeeld omdat zij met ex-wereldkampioen Sjtsjogoljew (tegenwoordig Shchegolev) een beroemde coach bij zich hadden en wij hadden helemaal niemand. Ik speelde wel een goede partij tegen Chizhov, maar ik gaf door een schrijnend gebrek aan zelfvertrouwen met zwart de volgende stand te vroeg remise.

A. Chizhov - J. Krajenbrink WjK 1983 en wit is aan zet.

In 1987 kwam ik hem weer tegen en nu wat verder weg in Kislovodsk. Ik speelde daar samen met Johan Bastiaannet een internationaal toernooi en ik keek mijn ogen uit. We waren al dagen in de Sovjet-Unie, via Moskou gingen we, voordat we ook maar één partij hadden gespeeld. Het duo Chizhov-Virny was erg aardig: hun kamer was als het ware ook de onze en er werd veel gepraat. Het toernooi werd ook de voorbode van de grote doorbraak van Chizhov. Hij won het toernooi en hij versloeg Virny met de volgende combinatie met wit aan zet:

A. Chizhov – V. Virny Kislovodsk 1987 en wit aan zet gaat combineren.

In de jaren daarna kwam ik hem bijvoorbeeld tegen in de jaarlijkse interland Sovjet-Unie - Nederland  in 1988 en ik verloor met 5-3. Ik weet helaas nog dat hij mij al te pakken had door in de 1ste partij na 1.32-28 17-22 2.28x17 11x22 te ruilen met 3.31-27 22x31 4.36x27. Chizhov werd dat jaar voor het eerst wereldkampioen in Suriname en ik kwam hem daarna weer tegen in een geheel andere rol: ik werd namelijk secondant van Ton Sijbrands in de match om de wereldtitel in 1990. Dat Sijbrands die match niet won en geen wereldkampioen werd, beschouw ik als mijn grootste sportieve teleurstelling. Veel later bij het WK 2001 in Moskou werd Chizhov wéér wereldkampioen, ik werd derde en ik had een goede kans tegen hem gemist. Nog weer later ging ik damboeken schrijven en ik maakte onder meer de Verlies-Serie met daarin “Tsjizjov verliest!” Inmiddels ben ik al een tijd technisch directeur van de dambond en verantwoordelijk voor topsport. Ik begreep dat het ontzag voor spelers uit Rusland te groot was. Samen met anderen heb ik gepoogd daar verandering te brengen. De grote kampioenen Chizhov en Georgiev verdienen ons respect, máár wij kunnen ook winnen en dat heeft tweevoudig wereldkampioen Boomstra al laten zien. En onze jonge jongens Jan Groenendijk en Martijn van IJzendoorn hebben het talent en het zelfvertrouwen om in de nabije toekomst die prestatie van Boomstra te herhalen.

Johan Krajenbrink
TD TeamNL KNDB


De mooiste damdag van het jaar

Jesse Bos, Voorzitter Damclub IJmuiden, 1 november 2019

 

Met trillende handen nam Roel de beker in ontvangst. En daarna de microfoon. Met overslaande stem bedankte hij een ieder die hem had geholpen in zijn queeste naar de tweede wereldtitel. Voor mij was deze zondag 13 januari de mooiste damdag van het jaar.

Ja, er werd een Nederlander wereldkampioen. Ja, de wedstrijden van deze dag waren op Youtube, radio en televisie te volgen. En ja, toen ik maandag op mijn werk kwam hadden een aantal collega’s en leerlingen deze matchdag gevolgd. Maar wat deze dag voor mij bijzonder maakte, was dat die dag dammen een strijd op het scherpst van de snede was. Van leven of dood, van wereldkampioen of niets, van winnen of verliezen. Alle aanwezigen voelden de druk op Schwarzman toenemen tot het punt dat hij brak. Een heroïsch gevecht tussen de beste spelers van de wereld, als finale van het wereldkampioenschap.

En zo zou het in mijn ogen altijd moeten zijn: het hoogtepunt van een damtoernooi is de onderlinge confrontatie tussen de topspelers. Mensen komen naar het stadion voor Ajax-PSV, the sister act of Boston Red Sox-New York Yankees. De uitkomst van deze wedstrijden is beslissend voor het kampioenschap. Maar bij het dammen is het anders. Alexander Georgiev wist het WK in Yamassoukro te winnen doordat hij erin slaagde om overwinningen te behalen tegen de nummer 7 en lager, terwijl Yiming Pan overwinningen behaalde tegen de nummer 10 en lager. De wedstrijden tussen de nummers 1 t/m 6 hadden voor de uitslag net zo goed niet gespeeld hoeven te worden. Misschien dat de wedstrijden inhoudelijk interessant zijn voor de liefhebber pur sang, maar Mart Smeets heeft in het verleden de publieke opinie over de remises in het topdammen al veelvuldig duidelijk gemaakt.

De slotdag van de match Boomstra-Schwarzman heeft duidelijk gemaakt dat ook dammen een sport kan zijn met spanning, dramatiek en heroïsche zeges. En het toptoernooi van de Stichting Dampromotie gaat dat ook laten zien. Ik ga in ieder geval genieten wedstrijden tussen Georgiev, Groenendijk, Van IJzendoorn en Tsjizjov en wens jullie net zoveel kijkplezier toe.

Subcategorieën